Abstract
Stedenbouw is in Nederland een dermate breed en gecompliceerd vakgebied geworden, dat de kritiek er nauwelijks meer vat op heeft. Sterker nog: de kritische vakpers is morsdood. In dag en weekbladen, op internet (Archined) is natuurlijk van alles te vinden over spraakmakende dossiers, strategische projecten, projectorganisaties en regisseurs, maar van een fundamentele reflectie over de uitgangspunten van een dergelijke pragmatische vakbeoefening is geen sprake. De kritiek slaagt er niet in om door de logica van strategische planprocessen heen te breken en die te verbinden met een meer algemene maatschappijanalyse.
Illustratief voor een sterk op daadkracht en uitvoering gerichte ruimtelijke ordening is de populariteit van de Kaart van Nederland. Hier is het ontwerp van Nederland gereduceerd tot een willekeurige verzameling projecten die zonder commentaar of kritiek aan elkaar zijn gemonteerd. Als er dan toch een kaart van Nederland moet komen, geef ik de voorkeur aan één met een intelligentere legenda: een grootschalige basiskaart van Nederland, waarop met de grootst mogelijke precisie de ontelbare, elkaar overlappende bevoegdheden, jurisdicties en regiems van de vele bestuurslagen van overheden en publieke lichamen per locatie staan ingetekend. Een soort militaire kaart van bestuurlijke en juridische obstakels, die een openhartig beeld geeft van de dagelijkse planningspraktijk in ons land.
De afgelopen decennia hebben de ruimtelijke ordening als beleidste r rein en de dagelijkse planningspraktijk zich tot elkaar ontwikkeld volgens de wet van de communicerende vaten. Onduidelijke , halfzachte en niet consequente politieke ke u zes leiden ertoe dat alleen met meer regels en voorschriften de schade van nonbeleid kan worden beperkt. In dat opzicht is er niet zoveel verschil tussen deruimtelijke ordening en het antirookbeleid van de rijksoverheid. In plaats van problemen echt bij de kraag te vatten en het politieke debat aan te gaan overbe teugeling van marktwerking en van het recht op vrije vestiging afficheert de overheid dat verste delijken — net als roken — schadelijk is en laat vervolgens de bestrijding over aan deveroorzakers van het kwaad: lokale politici, beleggers, grondeigenaren en projecto ntwikkelaars die ieder op hun wijze aan verstedelijking verdienen. De rijksoverheid probeert vervolgens de schadespiraal weer te beheersen door het afdwingen van een steeds dichter wordend vlechtwerk van regels en procedures. In plaats van de noodzakelijke ombuiging van de verstedelijking (lees: terugdringen van de tabaksproductie) worden enkel softe regiems ingezet: wordt de bescherming van natuur, monumenten en omgeving versterkt (rookvrije zones) en autovrije woongebieden, 30kilometerzones en beperking van het binnenstedelijk parkeren afgedwongen (afkickcentra).
Door deze politieke wankelmoedigheid — die nog eens wordt versterkt door de toename van de bij de planvorming betrokken maatschappelijke organisaties — dreigt de ruimtelijke ordening in Nederland te verworden tot een ‘inhoudsloze vorm van onderhandelen’. Wat is het alternatief? De directeur van het Ruimtelijk Planbureau schetst het perspectief op een ruimtelijke ordening in de vorm van
‘inspireren’, waarbij de rijksoverheid de cultuur als samenbindend element naar voren dient te schuiven. Daarmee sluit hij aan bij een tendens die indertijd door de Nota Belvedere is ingezet en waarbij het vakgebied is ‘verrijkt’ met zulke nieuwe noties als culturele planologie en erfgoedplanning. Cultuur als de nieuwe rookvrije zone in een door schadelijke stoffen vergiftigde omgeving. Dit is een doodlopende weg die de toch al logge planningsmachine in Nederland verder zal belasten — en intussen al belast — en de voortschrijdende onttovering en thematisering van Nederland eerder zal versnellen dan tegenhouden.
How to Cite
Published
Issue
Section
License
Copyright (c) 2005 OverHolland
This work is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.