Verborgen Amsterdam: het Binnengasthuis en de transformatie van de voormalige kloosterterreinen na de Alteratie

Authors

  • Esther Gramsbergen TU Delft, Architecture and the Built Environment

DOI:

https://doi.org/10.7480/overholland.2007.6.1616

Abstract

In de studie over het eerste beursgebouw en de vorming van het centrum van Amsterdam, gepubliceerd in Overholland, werd de stelling geponeerd dat publieke bouwwerken als generatoren van stadswording en stedelijke ontwikkeling kunnen worden gezien. Vestiging en differentiatie van stedelijke instellingen die in publieke gebouwen gestalte krijgen, werden beschouwd als indicatoren van verschillende ontwikkelingsfasen van de stad. In de studie werden in het bijzonder de openbare gebouwen voor stadsbestuur en handel in Amsterdam onder de loep genomen: het oude stadhuis op de Dam, de waaggebouwen, de gebouwen rond de vismarkt en de koopmansbeurs van De Keyser. Onderzocht werd de bijdrage van deze gebouwen aan de ruimtelijke transformatie van het gebied rond de Dam in de periode van stadswording tot begin zeventiende eeuw.1

De ontwikkeling van openbare gebouwen voor zieken en armenzorg kwam daarbij slechts zijdelings aan de orde. Er werd geopperd dat het eerste gasthuis van Amsterdam, het Oude of SintElisabethgasthuis, de kiem zou zijn geweest van de latere ontwikkelingen van het bestuurs en handelscentrum aan de westzijde van de Dam. Immers, nog vóór de bouw van een apart gebouw voor het stadsbestuur werd het SintElisabethgasthuis opgericht aan de Middendam. In 95 kocht het stadsbestuur een stuk grond van het gasthuis voor de bouw van het eerste deel van het stadhuis. Aan het eind van de vijftiende eeuw legde het uitdijende stadhuis beslag op de gebouwen van het gasthuis, dat hiermee zijn prominente positie aan de Middendam verloor. Zo werd de weg geëffend voor de verdere specialisatie van het gebied rond de Dam als bestuurs en handelscentrum. De rol van het eerste gasthuis en van later gestichte charitatieve instellingen in de ontwikkeling van de stad is in de studie niet verder behandeld. Deze instellingen bevinden zich immers vanaf het einde van de vijftiende eeuw buiten het centrumgebied in enge zin.

Om de betekenis van de charitatieve instellingen voor de stedelijke ontwikkeling van Amsterdam nader te onderzoeken moeten we onze aandacht verplaatsen van de Dam naar de rand van de middeleeuwse stad. De concentratie van de belangrijkste gebouwen voor bestuur en handel rond de Dam had namelijk als neveneffect dat andere activiteiten, waaronder het gasthuis, moesten worden verplaatst. In eerste instantie verhuisde het SintElisabethgasthuis naar de Nes, waar het werd samengevoegd met het aldaar gelegen SintPietersgasthuis. In een tweede reorganisatiegolf aan het eind van de zestiende eeuw verhuisden de gasthuizen naar het gebied ten zuiden van de Grimburgwal. Deze laatste verhuizing was onderdeel van een grootschalige reorganisatie van de charitatieve instellingen, waarvan de aanleiding gelegen was in de politieke omwenteling van 1578, de Alteratie.

Als gevolg van de Alteratie kreeg het stadsbestuur de beschikking over alle katholieke eigendommen in de stad, waaronder de beide parochiekerken en de talrijke stadskloosters gelegen aan de rand van de stad. De vrijgekomen kloostergebieden maakten bijna 25 procent uit van het grondoppervlak binnen de stadsmuren en waren in vergelijking met andere stadsdelen veel minder dicht bebouwd. Nog voordat nieuwe stadsuitbreidingen gerealiseerd konden worden, leverde het hergebruik van de voormalige kloostergebieden een oplossing voor het ruimtegebrek in de stad. Een deel van deze stadskloosters werd in beheer gegeven aan de belangrijkste charitatieve instellingen in de stad.

Wat was nu de invloed van de charitatieve instellingen op de ontwikkelingen van de voormalige kloosterterreinen? Bestudering van de bekende kaart van Balthasar Florisz. van Berckenrode uit 1625 geeft een eerste aanzet voor een antwoord. Wanneer we deze kaart namelijk vergelijken met de kaart van Cornelis Anthonisz. uit 1544, waarop de stadskloosters duidelijk staan ingetekend, dan valt op dat in de decennia na de Alteratie de ruim opgezette kloosterterreinen zijn getransformeerd in compacte stedelijke gebieden. Deze gebieden onderscheiden zich van de andere delen van de stad door een afwijkende stedelijke vorm, een nieuw type bouwblok. Anders dan het geval is bij de reguliere bouwblokken zijn de binnengebieden van dit nieuwe bouwblok niet verkaveld in private tuinen, maar opgedeeld in verschillende hoven. De hoven worden gevormd door smalle, langgerekte gebouwenlichamen. Er is sprake van een soort ‘superblok’. Het lijkt er dus op dat de charitatieve instellingen de stedelijke verdichting van de kloosterterreinen op zodanige wijze beïnvloed hebben dat zich hier een hofvormige gebouwstructuur heeft ontwikkeld.

Hoewel niet al deze hoven bewaard zijn gebleven, kenmerken de voormalige kloostergebieden zich nog steeds door een uitzonderlijk stedelijk patroon. Het best overgeleverd is het bouwblok aan de Kalverstraat dat ontstond op het kloosterterrein van het SintLucienklooster. Hier werd in 1579 het Burgerweeshuis gevestigd. Het complex is op dit moment in gebruik door het Amsterdams Historisch Museum. De verschillende hoven en de schilderijenpassage zijn overdag publiek toegankelijk. Een ander voorbeeld is het Binnengasthuisterrein met de aangrenzende Oudemanhuispoort. Het Binnengasthuis ontstond na de Alteratie uit een fusie van het SintPietersgasthuis en het Onze Lieve Vrouwegasthuis. De instellingen kregen de beschikking over de terreinen van het Oude en Nieuwe Nonnenklooster, gelegen ten zuiden van de Grimburgwal. Het Binnengasthuis besloeg daarmee een groot, aaneengesloten terrein in de zuidoosthoek van de middeleeuwse stad en domineerde de stedelijke ontwikkeling van het gebied gedurende een lange periode. Het Binnengasthuisterrein onderging in de negentiende eeuw een radicale transformatie, waardoor de kenmerkende hofstructuur uit het gebied verdween. Alleen het deel van het terrein dat eind zestiende eeuw werd verkocht aan de regenten van het Oudemannen en Vrouwengasthuis, heeft nog de kenmerken van een ‘superblok’. In dit bouwblok, gelegen tussen Kloveniersburgwal en Oudezijds Achterburgwal ter plaatse van de Oudemanhuispoort, verrees in 1601 een nieuw Oudemannen en Vrouwengasthuis. Het gebouw werd in de achttiende eeuw vernieuwd en is nu het hoofdkwartier van de Universiteit van Amsterdam. Uniek aan het complex zijn de statige binnenplaats en de Oudemanhuispoort, een achttiendeeeuwse passage met stalletjes voor boekverkopers.

Sinds de publicatie in 1975 van een monografie over het Burgerweeshuis door R. Meischke heeft een reeks boeken gewijd aan de belangrijkste zeventiendeeeuwse gebouwen voor charitatieve instellingen in Amsterdam het licht gezien. Zonder uitzondering richtten de auteurs zich daarbij op de architectonische objecten zelf en beschrijven zij de unieke geschiedenissen van deze gebouwen. Tot nog toe bestaat er geen studie die deze gebouwen voor charitatieve instellingen beschrijft als een typologisch homogene groep gebouwen met overeenkomstige morfologische kenmerken.

De bedoeling van deze studie is om de charitatieve instellingen in zeventiendeeeuws Amsterdam te beschrijven vanuit dit perspectief en het mechanisme bloot te leggen dat heeft geleid tot de specifieke vorm van stedelijke verdichting in de voormalige kloostergebieden. De ontwikkelingen van het Binnengasthuis en het Binnengasthuisterrein zijn hierbij als representatief voorbeeld genomen. De manier waarop de bestuurders van het Binnengasthuis de middelen hebben verworven om aan hun sociale verplichtingen te voldoen, is illustratief voor alle zeventiendeeeuwse charitatieve instellingen in Amsterdam en tegelijkertijd ook de sleutel om de ruimtelijke transformatie van de kloosterterreinen te begrijpen. De formatie van het ‘superblok’ zal in de onderstaande paragrafen in vier stappen worden beschreven. Het eerste gedeelte behandelt het gasthuis als stedelijke instelling, het tweede gedeelte spitst zich toe op de middeleeuwse gasthuizen in Amsterdam. Het onderwerp van het derde deel zijn de confiscatie van de stadskloosters en de reorganisatie van de charitatieve instellingen ten gevolge van de Alteratie. In het laatste gedeelte wordt ingegaan op de gebouwen van het Binnengasthuis in de zeventiende eeuw.

How to Cite

Gramsbergen, E. (2007). Verborgen Amsterdam: het Binnengasthuis en de transformatie van de voormalige kloosterterreinen na de Alteratie. OverHolland, 3(6), 21–38. https://doi.org/10.7480/overholland.2007.6.1616

Published

2007-12-01

Issue

Section

Articles