##submission.downloads##
DOI:
https://doi.org/10.7480/overholland.2007.5.1605Samenvatting
Als opmaat voor 5x5 – Projects for the Dutch City worden in deze uitgave van OverHolland stadanalyses gepresenteerd van de stationsgebieden in de vijf kleinere historische steden van Randstad Holland: Haarlem, Leiden, Delft, Gouda en Dordrecht. 5x5 beoogt door middel van Research by Design de samenhang te onderzoeken tussen architectonische interventies en stedelijke transformaties. Het onderzoeksproject omvat twee delen. In het eerste deel zijn analyses gemaakt van de verschillende locaties en is in eerste aanzet de probleemstelling geformuleerd voor het ontwerponderzoek. Deze aflevering van OverHolland vormt de afsluiting van dit deel van het onderzoek. In het tweede deel zullen door 5 architectenteams ontwerpen worden gemaakt voor de 5 stationsgebieden. De resultaten daarvan zullen worden gepubliceerd in 2008.
‘Ontwerpend Onderzoek’ is een aantal jaren geleden door de faculteit Bouwkunde van de TU Delft op de onderzoeksagenda geplaatst. Het beoogt het ontwerpen als wetenschappelijke activiteit te profileren. Het bestuur van de TU Delft heeft het belang daarvan ingezien en ‘Ontwerpend Onderzoek’ erkend als een van de speerpunten van het onderzoek aan de TU. De TU is een instelling voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, maar is daarbij in de eerste plaats gericht op de opleiding van ontwerpers. Dit geldt niet alleen voor de faculteit Bouwkunde, maar ook voor de andere faculteiten. Het is daarom van belang een modus te vinden die het ‘ontwerp’ als resultaat van wetenschappelijk onderzoek doet gelden. Het promotieonderzoek zou daardoor aanzienlijk verbreed kunnen worden en het zou een nieuw kader bieden voor het aanstellen van docenten en onderzoekers met een sterke oriëntatie op de praktijk van het ontwerpen. Voor de opleiding van ontwerpers zijn deze docenten en onderzoekers nu eenmaal cruciaal. Vanuit dit perspectief heeft het bestuur van de TU Delft met de erkenning van ‘Ontwerpend Onderzoek’ de faculteit Bouwkunde niet slechts het voordeel van de twijfel gegund, maar een voortrekkersrol toebedeeld voor de hele TU.
In heel algemene zin zijn voor het ontwerpen als wetenschappelijke activiteit drie criteria opgesteld: ‘1) het ontwerp moet een oplossing bieden voor een klasse van problemen, 2) denkwijze en regels die in het proces worden gehanteerd moeten zijn vastgelegd, 3) het ontwerp moet nieuwe kennis of alternatieve vaardigheden voortbrengen of laten zien hoe bestaande kennis en vaardigheden kunnen worden ingezet om nieuwe, unieke ontwerpen te genereren.’ Voor de verschillende disciplines zullen deze criteria moeten worden gespecificeerd op grond van het theoretisch kader en de verificatiemethoden die in het betreffende vak geldig zijn.
Hier gaat het om architectonisch onderzoek waarin voor stadsanalyse en architectonisch ontwerpen een en dezelfde beschrijvings en interpretatiemethode wordt gehanteerd, namelijk die van het typologisch en morfologisch onderzoek van stedelijke ruimten en bebouwingsvormen. Naast het ‘sociaaleconomische survey’, dat een belangrijk instrument is van ruimtelijke ordening en omvattende stedenbouwkundige planvorming, richt het typomorfologisch stadsonderzoek zich in het bijzonder op de beschrijving en interpretatie van veranderend stedelijk grondgebruik en de concrete vormveranderingen van steden. Deze vorm van onderzoek probeert vooral instrumenten te ontwikkelen voor het ‘ontwerpen op de middenschaal’: een projectgerichte benadering waarin de architectonische component van beslissende betekenis is.
Als object van onderzoek zijn de stationsgebieden in twee opzichten interessant. Ten eerste vormen de aanleg van de spoorwegen en de bouw van stations een belangrijk moment in de ontwikkeling van de steden. Ze stonden aan het begin van een nieuwe periode van verstedelijking. Het treinverkeer maakte voor iedereen manifest dat de nieuwe tijd verbonden is met een sprong in de technologische ontwikkeling die ruimtelijke be trekkingen in een ander verband brengt. Reistijden werden korter. Lokale beslotenheid werd opengebroken. Terwijl de oude vestingwerken rond de steden werden ontmanteld, introduceerde het treinverkeer nieuwe artefacten in de periferie: spoordijken en viaducten. De stationsgebouwen waren ‘monumenten’ van een nieuwe territoriale orde. Met hun pleinen vormden de stations ten opzichte van de historische stadscentra nieuwe brandpunten van stedelijke ontwikkeling.3 Dit complex van nieuwe ontwikkelingen stelt het typologische en morfologische stadonderzoek voor een aantal pertinente vragen, vooral als daarin de verdere ontwikkeling van de stadsuitbreidingen en de herstructurering van de historische binnensteden worden betrokken. Dat brengt ons op het tweede punt dat het onderzoek van de stationsgebieden op dit moment interessant maakt: de actuele architectonische vragen met betrekking tot de herstructurering van deze gebieden.
Citeerhulp
Gepubliceerd
Nummer
Sectie
Licentie
Copyright (c) 2007 Henk Engel
Dit werk wordt verdeeld onder een Naamsvermelding 4.0 Internationaal licentie.