@article{Cavallo_Claessens_Geerts_Wilms Floet_2005, title={Jo Coenen, Alberto Ferlenga, Hans Kollhoff en Bob van Reeth: Architectonische interventies in de Europese stad}, volume={1}, url={https://overholland.ac/index.php/overholland/article/view/102}, DOI={10.7480/overholland.2005.1.1574}, abstractNote={<p class="p1">We kunnen de betekenissen van de hedendaagse stad niet zonder meer toeschrijven aan de natuurlijke opeenvolging van stedelijke feiten, vooral omdat er niets is wat hun daadwerkelijke voortbestaan garandeert. Belangrijker is echter het mechanisme van stedelijke transformatie te begrijpen en bovenal hoe we in deze kunnen handelen. We moeten niet proberen het proces van transformatie als geheel te beheersen, maar slechts de voornaamste stedelijke feiten die zich in de loop van de tijd ontwikkelen. Vragen over de betekenissen van de stad kunnen niet worden beantwoord met abstracte architectonische en typologische oplossingen, maar alleen op het niveau van een concrete stedelijke architectuur. Aldo Rossi, L’architettura della città.</p> <p class="p1">Het begrip ‘stedelijke transformatie’ heeft in de loop van de tijd vele ladingen gedekt. Het behelst een niet aflatend verhaal van bulldozers, cityvorming, stadsvernieuwing, herbestemming, enzovoort. De vraag dringt zich op hoe de stad, en vooral de steeds wisselende betekenis van het project van de Europese stad, in de hedendaagse praktijk kan worden begrepen. De vier als ‘omvormers van de Europese stad’ opgevoerde protagonisten Coenen, Van Reeth, Kollhoff en Ferlenga hebben de kans gekregen om met hun architectuur binnen dit kader een rol te spelen. De betekenis van hun architectonische interventies zal hieronder worden onderzocht.</p> <p class="p1">Deze vier architecten – die allen vanuit hun positie als hoogleraar binnen onderzoek en onderwijs aan dit vraagstuk werken – verrichten hun werkzaamheden binnen zogenaamde ‘masterplannen’. Masterplannen doen in verschillende vormen en maten, zoals schaal en detaillering, uitspraken over de inrichting van de openbare ruimte, het groen en de eigenschappen van de bebouwing: van straten, pleinen, plantsoenen, beplanting, bouwblokken, bouwhoogte, bebouwingstypologie en beukmaat tot en met het soort architectuur. Ze vormen zo goed testmateriaal om stedelijke architectuur te definiëren en inzicht te krijgen in de verschillende houdingen van architecten tegenover de stedenbouwkundige/stedelijke context. Hoewel allevier architecten binnen masterplannen werken, zit ieder van hen op een andere frequentie van de bovengenoemde bandbreedte.</p> <p class="p1">Alberto Ferlenga (Italië), architect, hoogleraar architectonisch ontwerpen aan het IUAV in Venetië en vooral criticus, toont met de geschiedenis die het Novoliterrein – op de plaats van de oude Fiatfabriek bij Florence – heeft doorlopen, een voorbeeld van een planproces dat zo verstrikt is geraakt in de strijd tussen politieke belangen en vakopvattingen dat de jonge architecten die de plannen uiteindelijk mogen uitvoeren nauwelijks nog een handvat hebben. Dit heeft geleid tot een verzameling min of meer modieuze woongebouwen. Jo Coenen (Nederland) is een regisseur van de stad die als zodanig nadrukkelijk de samenhang tussen stedenbouw en architectuur nastreeft en die ook persoonlijk bewaakt. Opvallend is dat de architectuur van de door hem ontworpen gebouwen – de parels in het plan – zich onttrekt aan het traditionalistische vocabulaire dat uit zijn stedenbouwkundige plannen spreekt. bOb van Reeth</p> <p class="p1">(België) opereert vaak op het schaalniveau tussen gebouw en buurt. Zijn ingrepen betreffen kleinschalige invullingen, waarbij hijzelf tegelijkertijd optreedt als stedenbouwer en als architect. Met Coenen deelt hij de behoefte het karakter van een plek vast te leggen door middel van architectuur. Zijn handschrift is op zoek naar eenvoud verregaand ontwikkeld. Hans Kollhoff (Duitsland) is de meest conventionele en ambachtelijke architect van dit viertal. Voor hem ligt de nadruk op de tektoniek, de relatie tussen de architectonische constructie en de logica van materialen en detaillering. Op het Delftse symposium stelde hij expliciet dat hij al sinds zijn studietijd aan de hand van deze elementen bezig is een consistent oeuvre op te bouwen, waarbij de aansluiting tussen het gebouw en het maaiveld even cruciaal is als de naden in de gevelbekleding.</p>}, number={1}, journal={OverHolland}, author={Cavallo, Roberto and Claessens, François and Geerts, Filip and Wilms Floet, Willemijn}, year={2005}, month={jun.}, pages={55–71} }